Voorstelling van dieren in de muziek.

Hoe worden de dieren in muziek weergegeven? Let op de toonhoogte en op het tempo!

Vink de juiste stellingen aan. Er zijn dus meerdere juiste antwoorden mogelijk voor eenzelfde vraag!
Check nadien ook je score.
Sluit de audio file af voor je naar een andere pagina gaat. Anders blijft hij spelen.

De schildpad
1. De melodie klinkt nogal laag.
2. De melodie klinkt fris en hoog.
3. Het tempo gaat flink door.
4. Het tempo is opvallend langzaam.
De kangoeroe
1. De melodie gaat hoog en laag.
2. De melodie herhaalt vaak dezelfde toon na mekaar.
3. Het tempo is heel regelmatig.
4. Er zitten snelle en langzame passages in.
De zwaan
1. In de pianobegeleiding hoor je het rimpelend water. De tonen gaan rustig op en neer.
2. De melodie zit in de cello.
3. De melodie zit in de viool.
Vogeltjes
1. We horen vooral hoge tonen.
2. Het hele orkest wordt ingezet om de vogeltjes na te bootsen.
3. Het gaat snel.
4. Het gaat rustig.
Kuikentjes
1. De muziek is licht en snel.
2. De muziek is rustig.
De ezel
1. De muziek klinkt laag: 2 celli wisselen erlkaar af.
2. De muziek klinkt hoog: 2 violen wisselen elkaar af.
3. De I (van de I-A) is altijd identiek, de A wisselt van toonhoogte en van tempo.
4. De I (van de I-A) wisselt altijd van toonhoogte en van tempo, de A is altijd identiek.
5. Het tempo is regelmatig.
6. Het gaat soms sneller, soms langzamer.
De olifant
1. De melodie klinkt laag: ze wordt door de contrabas gespeeld.
2. De melodie klinkt redelijk hoog: ze wordt door een altviool gespeeld.
3. De olifant danst een walsje (in 3/4-maat).
4. De olifant marcheert rond (in langzame 2/4-maat).
De baby-olifant
1. Na een inleiding (met een orgeltje) hoor je een koddig melodietje, gespeeld door een klarinet, die erg hoog speelt.
2. Na een inleiding (met een orgeltje) hoor je een koddig melodietje, gespeeld door een dwarsfluit, die erg hoog speelt.
3. Het tempo is gehaast.
4. Het tempo is matig.
5. Het tempo is langzaam.